De wind waait weerstand op het dak
een steniging die ’t al bedekt
Ze tekent scheef een hellend vlak
en merkt dan op dat het nu lekt
Ze is vast ook bang voor het donker
dat zich rond haar lichaam schaart
De omhelzing van de avond lonkt er
waar de bedlamp voor bewaart
Ik bid dan kalm met ogen open
zie de druppels neerwaarts lopen
vrees al dat op mijn echtheid drukt
Ze is dicht tegen me aan gekropen
en al wat ik toen dacht te hopen
is uiteindelijk toch nog gelukt