Jouw Tuin

Ik zette een tent op in een hoekje van je leven. We kozen samen het stukje grond en je hielp mij de haringen stevig in de grond te slaan. Ik was blij met mijn mini-huisje, te midden van groene weiden. ’s Avonds viel ik in slaap met het geluid van jouw zachte geadem op de achtergrond. Het tentzeil was dun en ik kon je lichaam er bijna doorheen voelen. Het was genoeg. Elke dag speelde ik in mijn tent. Je bezocht me op gezette tijdstippen. Na een tijdje vertelde je me dat ik buiten mijn tent mocht gaan. Een klein stukje. Je gaf me een stukje grond, omdat je wist hoe graag ik een mini-tuintje voor mijn mini-huisje wilde. Soms was ik verdrietig, zonder dat ik wist waarom. Dan hield je me vast en vertelde je me hoe de tent ooit een huis zou zijn. En dan zouden we er samen in wonen. Misschien. Ooit. Het was genoeg. Tevreden plantte ik een paar bloemen op het stukje grond vlak buiten de tent dat je me had toegezegd. Ik zette er één tomatenplant tussen, voor als je weer eens een nachtje bleef slapen en ’s nachts honger kreeg. Elke dag viel ik met een glimlach in slaap. Soms was je bij me. Soms niet. Maar ik wachtte altijd geduldig in mijn tent. Af en toe, als je weg was en ik in mijn kleine tuintje werkte, keek in heimelijk naar de andere groene stukken in je leven. Ik vroeg me af of ik daar misschien ooit ook iets zou mogen planten. Als klein meisje had ik altijd van zonnebloemen gedroomd, maar het grote stenen huis waar ik in woonde liet niet genoeg zonnestralen door. Maar nu… Aarzelend liep ik een stukje verderop en inspecteerde de grond. De bodem leek perfect voor een paar zonnebloemen. Toen ik terugliep naar mijn tent die avond, had ik nog modder aan mijn slippers. Zwarte voetstappen verschenen op de vloer van mijn tent. Boos op mezelf maakte ik het tentzeil schoon. De volgende ochtend legde ik een mat buiten voor de tent, zodat ik voortaan mijn voeten zou kunnen vegen. ‘Welkom’ stond erop. Ik was tevreden en praatte wat tegen mijn tomatenplant. Die avond kwam je niet langs. De avond daarop ook niet. Ik begon ongerust te worden. De dag daarna werd ik wakker en voelde ik iets tegen mijn been schuren. Het was de welkomsmat. Je had hem verplaatst naar de binnenkant van mijn tent.

Ik snapte niet waarom en durfde het eigenlijk ook niet te vragen, maar deed het toch. Je gaf niet echt antwoord en ik kreeg het idee dat je zelf ook niet wist waarom je moeite had met de welkomsmat. Ik durfde niet meer over de zonnebloemen te beginnen. En er was nog een probleem: ik was begonnen met groeien. Mijn lichaam strekte zich steeds verder uit over de wereld. Ik paste amper nog in mijn tent. Zelfs niet toen ik mijn benen buiten de tent uitstrekte en in mijn tuin legde. De aarde werd omgewoeld door mijn onrustige geslaap. Een paar plantjes stapten geschrokken opzij.

Ik was te groot geworden voor het plekje in mijn leven dat je me had toegezegd. Een beetje angstig smeekte ik je toch om meer ruimte. Ik zou een extra deel aan mijn tent kunnen bouwen. Of een luifel! Dan zou ik mijn benen uit kunnen strekken, maar zouden ze niet natregenen als je humeur de zon niet toeliet om door te breken. Maar je werd boos en sloot jezelf af. Je praatte niet meer met me. Ik wist dat je lichaam zich ‘s nachts nog steeds vlak buiten het dunne tentzeil bevond, maar om een of andere reden voelde ik je niet meer.

Ik probeerde zacht te zijn. Lief. Misschien was ik eerder te direct geweest en was je daarom als een geschrokken hert weggevlucht. Maar het werkte niet. Hoe zachter ik werd, hoe meer pijn je afwijzing deed. Mijn tomatenplant stond verwaarloosd in het tuintje. Toen je vroeg waarom de plant zijn bladeren had laten hangen, haalde ik mijn schouders op. Het had geen zin om erover te praten. Ik hield me niet meer bezig met mijn tuintje. Ik bleef in mijn tent, maar speelde niet meer. Ik kon zien dat je je zorgen maakte, maar je bleef stil. Misschien wist je niet wat je moest zeggen. Misschien wist je dat wel, maar wist je dat het zeggen meer kapot zou maken dan we nu beide aan zouden kunnen. Dit ging zo even door.

Maar nu ben ik echt te groot voor dit hoekje van je leven. Mijn schouders torenen hoog boven de tentstokken uit en mijn benen zijn nu zo lang dat ik met één stap al buiten het afgeschermde hoekje van je leven sta. Het tentzeil dat me ooit veiligheid bood, beneemt me nu de adem. De ruimte is zo klein en ik ben zo groot, dat als ik uitadem, ik bang ben dat de tent omhoog vliegt. En ergens onder die angst, hoop ik stiekem dat hij omhoog vliegt. Ik droomde gister over een huis met bakstenen muren en genoeg ramen om licht door te laten, zodat ik zou kunnen groeien, als de zonnebloemen die ik altijd had gewild. Iets vertelde me dat er in de weide verderop een mooie plek was om mijn huis te bouwen. Of misschien de weide verderop. En als ik die plek zat was, kon ik altijd verder trekken, met mijn tent op mijn rug. Het is tijd om een nieuw stukje weide op te zoeken, om iets te bouwen waar ik in pas. Iets groters en misschien zelfs wel iets van baksteen. Maar in ieder geval iets waar ik zelf ook iets te zeggen heb over waar ik ga en sta.

Ik denk dat jij het ook doorhebt. Je ademhaling ’s nachts is nog steeds rustig, maar als je bij me bent, zie ik af en toe een vlaag van een emotie in je ogen, die ik niet kon duiden. Je strijkt nog steeds met je handen over mijn grote lijf en leden, maar het is alsof je het niet meer kan bevatten. Misschien is dat ook wel zo.

Ik vraag me af wat je met dit hoekje van je leven gaat doen. Ik hoop dat je af en toe aan me denkt. Misschien plant je wel je eigen tomatenplanten. Of misschien vind je iemand die niet zo snel groeit en langer in het hoekje past. Of misschien groeit het hoekje van je leven dat je af wil staan aan anderen wel. Maar ik kan hier niet langer blijven om erachter te komen hoe lang ik deze grootte kan blijven.

Langzaam breek ik de tent af. Ik veeg je hoekje schoon en druk een klein kusje op de aarde. Daarna draai ik me om, gooi moeizaam de tent op mijn rug en vertrek. Het leven is meer dan hoekjes en liefde is meer dan stilzwijgend denkbeeldige grenzen maken of in achting nemen.

En bij elke stap die ik zet, word ik een klein beetje groter.

– Evelien van der Kooi

Plaats een reactie