Regen

Ik ga de regen achterna
dikke wolken tranen snel
die vallen neergeslagen
over wallen zie ik zon

zo strepen nauw mijn ogen
tegen holle vlekkebeelden
kijk langs druipend wangewater
sluipend goudgeel medaillon

De regen gaat me achterna
in donkerblauwe avondstoet
de volle stromen blijven komen
als naar onnavolgbaar doel

Maar na de regen wacht me warmte
opdat ik mijn natte wangen voel

Leren van de meester

Ik bad niet
omdat ik wist waarom of
andersom de sterren keerde

Ik bad niet voor
wat mij ontbeerde
of een ander ook ontbrak

Ik kon niet bidden
of beminnen
wat ik sterk liefhebben wilde

Ik gaf geen beden
voor verleden
dat mij zag als aardig zwak

Ik bad niet voor
de dag de wind de hemel
op mijn dicht gezicht

Ik smeekte nooit
om dat mij tooit
en vangen laat in zonnelicht

Maar ik wil gebeden
grif ontleden
– laat voor mij verlossing zijn

dat ik nooit bad
voor ik jou kende
mij verwende Maagre Hein

Echo

ik weet wat in elkaar weerspringt

het slaat en breekt
in stem
op straat

ik weet wat zingt en barren laat
ik ken de duizend schaamgestaltes
ik weet van alles s’avonds laat

Mij is bekend
lallende dwazen
roepend om een laatste zang

Ik weet van straatlicht als
de sintels doven in
het feestgedrang

je zal ze smeken om te zwijgen
als je oud
en bitter bent

je zal weerklinken
en verspringen
als je deel van vroeger bent

Maar laat de dronken straat zich horen
lachend in de zwalkenacht

dan is geniepig
toch verworden
wat ik van mijn vrienden dacht

Plataan

de wolk is nabij neergeslagen
jongens spelen

in de tuin een krullelipje
hiep en hoi
het tillen van een kratje glas

meneer er vallen
dwarrelbladen
je scharrelt heen en dan ook weer

de balbeschutting laag gebouwen
blaft
en trilt dan nog een keer

je wolk is stof zo
na de uitslag

en ze gaat zoals jij stil

achter de takken
verdwijnt ze raakt
de toppen van je zwierekruin

die ochtend voelde
als een vroeger

maar het vloog weer uit de tuin

Freek 9: DonderFreek

Freek heeft alles al gezien. De doorgesnoven drugselite en de kunstzinnig dansende ecstasyvrouwen in kamerjassen. Blote voeten op een koffietafel en dichte peperkleurige haren aan onderontwikkelde kinnen. Huisfeesten waar iedereen buiten staat te roken en binnen de onbetwiste bierpongheerschappij voortbanjert in het derde levensuur van de druilerige nacht. Freek zag meisjes moeders worden onder het luide geflikker van goedkope stroboscopen. Hij zag vage vuurtjes handen van zestienjarigen passeren. Als in de jaren ’60 iemand op een feest een overdosis overkwam, kwam het schijnbaar vaak voor dat men de ongelukkige gewoon liet liggen, en het feest zich in een andere gang voortzette. Dat las Freek laatst in een krant die zich de apathie aan het hart ging. Er was eens een konijntje dat myxomatose had en grote tumoren uit de kop had groeien. Hij zat zo langs de weg en de verkiezingen kwamen eraan en misschien ook een auto of een grote roofvogel. Maar het zou waarschijnlijk echt wel even duren. Freek zag de feestjes met glazuur op de rot. De feestjes met taart en vriendinnen en groene oplossingen. De feestjes met zure oude mannetjes die het dansen niet meer durfden en volgende zomer vijfentwintig zouden worden. De feestjes met opgestapelde kratten als langzame treinen die met het zonlicht mee marcheren op het rinkelende ritme van de tandeloze tijd. De slijtage van vermoeide konten die drillen in de ochtend vanwege Major Lazer. De vuige blikken van de laatste vijf mannen die om de kapotgetrokken schouders van de laatste vrouw cirkelen. Als biddende valken. Om een kankerkonijn.

Mijn trein kruipt langzaam naar Den Haag
Storing-rijden, rode seinen
een lijdensweg begint vandaag

“Kom ik op tijd?” is ook de vraag
Trage tijden, late treinen:
met ochtenddauw als haar decor

Tergt deze trein gestaag zich door

Broertje Dood

Billie in Boyne geboren
stond weeklijks ongeschoren
in protestantse pazekoren
zich te verwond'ren over dood

Dat in County Londonderry
zich een dagelijks nachtmerrie
liet verstaan door alle herrie
was voor hem geen hoge nood

Het was daarom te verwachten
dat pasen hem niet kon verzachten
en hij papen bleef verachten
voor de paus en heilig brood

Katholieken in zijn gedachten
waren nooit ooit lotsgenoot

Januari

De wind waait weerstand op het dak
een steniging die ’t al bedekt
Ze tekent scheef een hellend vlak
en merkt dan op dat het nu lekt

Ze is vast ook bang voor het donker
dat zich rond haar lichaam schaart
De omhelzing van de avond lonkt er
waar de bedlamp voor bewaart

Ik bid dan kalm met ogen open
zie de druppels neerwaarts lopen
vrees al dat op mijn echtheid drukt

Ze is dicht tegen me aan gekropen
en al wat ik toen dacht te hopen
is uiteindelijk toch nog gelukt

Amanuensis

In fluistering gezapig gaan
lichten die hebben afgedaan

Bruisend door de stad alleen
op zoek gegaan in bruinig veen

Haar rode haar dat langzaam lokt
en plukkend naast mijn kussen ligt
zo in de nacht mijn wereld schokt
knus liplezend naast haar gezicht

Ze spreekt haar liederlijkheid zacht
met ogen trillend als ik wacht
op zinderend zoenen – zuiver ook

Ik til haar om me heen die nacht
Petrarca bralt zijn jammerklacht
en zij verdwijnt dan in de rook