Vrienden kopiëren wat ze leuk vinden aan elkaarSommige vrienden komen uit andere culturen Sommige mensen vinden culturele stagnatie belangrijker dan vriendschapAnderen proberen geld te verdienen met pseudoacceptatie Een stip op het hoofd was misschien wel… Meer
In bruisend zaanlicht
Preekt een geest
die duizlingwekkend
aandachtvragend
In een ander
aandacht breekt
Ik ben de schepper
wreed en duidlijk
Ik ben de vliegeraar zoals
Een ieder die zich
aan me opdringt
die me opdrinkt
met zwarte ogen iris
Mime als ik talm
denkend aan de tarnehelm
De duivel lacht
in dorpsgebeden
Dat de gek de brug
op gaat en dan
verdrinkt aan overtuiging
Ik ben de schepper
Ik ben de tijd
Lief je lacht stil
in de treinen lig je
breekt van tijd tot tijd
Ik genoot van hugen
dat ik lieflijk in het spugen
kon bevinden wat ik mijd
Damascusezel tot het paradijs
Ik ben alleen op deze reis
De Engel is Gekomen
Het stormwater klotst zich tegen de treinramen aan. Van het intercomgekraak van de machinist is niks meer te verstaan, maar de baby verder in de coupé huilt steeds harder als de mechanische schuifdeur opengaat en daar, op een perron waar niemand uitstapt, stapt de engel binnen.
Een kort gefladder is nog te horen maar dan stapt de Godsgezant met een beschaafd kuchje de tweedeklas stiltecoupé binnen. Een sjofel figuur, niet tussen man of vrouw te plaatsen, de veren netjes onder zijn jas gestopt, al schijnt zijn lichtend aureool nog door zijn katoenen pet heen. De engel zit zich recht tegenover de moeder met de huilende zuigeling, die direct diens gejammer staakt. De gehele coupé kijkt vol verwachting naar de hemelse bezoeker.
Dan stopt het gedonder, de storm compleet verwaaid en de trein lijkt haast geruisloos zich verder langs haar ijzeren omhelzing te glijden. De engel kijkt met een goddelijke blik de moeder tegenover hem aan en knikt dan medelevend. Haar kind valt met een lach op het gezicht in slaap. Dan opent hij zijn mond en spreekt een woord.
De moeder klemt haar kaken bijeen, de bejaarde ouderen tegenover doen hetzelfde en plaatsen hun tongen in het kleine gat tussen hun tanden terwijl ze hun vingers wijzen naar een wittig schrijfsel op het treinraam, en ieder in de coupé laat zich horen in een zacht doch dwingend sissen.
De moeder prevelt met lage stem waar de engel het woord ontnomen wordt: “Stiltecoupé: niet praten, niet bellen, en niet hardop muziek luisteren.”
De bezoeker kijkt met een blik van verbazing, terwijl een heilig engelkoor zich stil voorbij laat rijden. De baby schrikt uit het niets wakker en geeft een korte kreet, maar deze lijkt niet gehoord, zeker niet door het bejaarde echtpaar aan de andere kant van het gangpad.
Langzaam doemt het volgende station op in de verte, de engel staat op en kijkt weemoedig naar de fronsende menigte. Dan stapt het hemelwezen de coupé en dan de trein uit, laat zijn jas op het perron vallen en stijgt met zijn vleugels met verbluffende snelheid op.
De speakers beginnen weer te kraken, wat de baby in schaamteloos schreien laat vervallen, maar wat de moeder ook probeert in haar geluidloze pogingen, het kindeke lijkt ontroostbaar.
De machinist benoemt het huidige station, de eindbestemming van het zwijgend treintraject en de plaatselijke overstapmogelijkheden. En dan, terwijl de eerste regendruppels zich laten zien op de verweerde treinramen, is het net zo stil als eerst.
Regen
Ik ga de regen achterna
dikke wolken tranen snel
die vallen neergeslagen
over wallen zie ik zon
zo strepen nauw mijn ogen
tegen holle vlekkebeelden
kijk langs druipend wangewater
sluipend goudgeel medaillon
De regen gaat me achterna
in donkerblauwe avondstoet
de volle stromen blijven komen
als naar onnavolgbaar doel
Maar na de regen wacht me warmte
opdat ik mijn natte wangen voel
Nighthawks
De zwarte hoeden
krom gebogen
ruiten van de laatste dag
Een moordje kraaien
koffieleuten
eenzaam in gazelle-schap
De prooi is nergens
te bekennen
voor deze avond
advocaat
Een diepe dreiging
of belofte
van geweld
dat komen gaat
Leren van de meester
Ik bad niet
omdat ik wist waarom of
andersom de sterren keerde
Ik bad niet voor
wat mij ontbeerde
of een ander ook ontbrak
Ik kon niet bidden
of beminnen
wat ik sterk liefhebben wilde
Ik gaf geen beden
voor verleden
dat mij zag als aardig zwak
Ik bad niet voor
de dag de wind de hemel
op mijn dicht gezicht
Ik smeekte nooit
om dat mij tooit
en vangen laat in zonnelicht
Maar ik wil gebeden
grif ontleden
– laat voor mij verlossing zijn
dat ik nooit bad
voor ik jou kende
mij verwende Maagre Hein
Echo
ik weet wat in elkaar weerspringt
het slaat en breekt
in stem
op straat
ik weet wat zingt en barren laat
ik ken de duizend schaamgestaltes
ik weet van alles s’avonds laat
Mij is bekend
lallende dwazen
roepend om een laatste zang
Ik weet van straatlicht als
de sintels doven in
het feestgedrang
je zal ze smeken om te zwijgen
als je oud
en bitter bent
je zal weerklinken
en verspringen
als je deel van vroeger bent
Maar laat de dronken straat zich horen
lachend in de zwalkenacht
dan is geniepig
toch verworden
wat ik van mijn vrienden dacht
Plataan
de wolk is nabij neergeslagen
jongens spelen
in de tuin een krullelipje
hiep en hoi
het tillen van een kratje glas
meneer er vallen
dwarrelbladen
je scharrelt heen en dan ook weer
de balbeschutting laag gebouwen
blaft
en trilt dan nog een keer
je wolk is stof zo
na de uitslag
en ze gaat zoals jij stil
achter de takken
verdwijnt ze raakt
de toppen van je zwierekruin
die ochtend voelde
als een vroeger
maar het vloog weer uit de tuin
Freek 9: DonderFreek
Freek heeft alles al gezien. De doorgesnoven drugselite en de kunstzinnig dansende ecstasyvrouwen in kamerjassen. Blote voeten op een koffietafel en dichte peperkleurige haren aan onderontwikkelde kinnen. Huisfeesten waar iedereen buiten staat te roken en binnen de onbetwiste bierpongheerschappij voortbanjert in het derde levensuur van de druilerige nacht. Freek zag meisjes moeders worden onder het luide geflikker van goedkope stroboscopen. Hij zag vage vuurtjes handen van zestienjarigen passeren. Als in de jaren ’60 iemand op een feest een overdosis overkwam, kwam het schijnbaar vaak voor dat men de ongelukkige gewoon liet liggen, en het feest zich in een andere gang voortzette. Dat las Freek laatst in een krant die zich de apathie aan het hart ging. Er was eens een konijntje dat myxomatose had en grote tumoren uit de kop had groeien. Hij zat zo langs de weg en de verkiezingen kwamen eraan en misschien ook een auto of een grote roofvogel. Maar het zou waarschijnlijk echt wel even duren. Freek zag de feestjes met glazuur op de rot. De feestjes met taart en vriendinnen en groene oplossingen. De feestjes met zure oude mannetjes die het dansen niet meer durfden en volgende zomer vijfentwintig zouden worden. De feestjes met opgestapelde kratten als langzame treinen die met het zonlicht mee marcheren op het rinkelende ritme van de tandeloze tijd. De slijtage van vermoeide konten die drillen in de ochtend vanwege Major Lazer. De vuige blikken van de laatste vijf mannen die om de kapotgetrokken schouders van de laatste vrouw cirkelen. Als biddende valken. Om een kankerkonijn.
Mijn trein kruipt langzaam naar Den Haag
Storing-rijden, rode seinen
een lijdensweg begint vandaag
“Kom ik op tijd?” is ook de vraag
Trage tijden, late treinen:
met ochtenddauw als haar decor
Tergt deze trein gestaag zich door
Broertje Dood
Billie in Boyne geboren stond weeklijks ongeschoren in protestantse pazekoren zich te verwond'ren over dood Dat in County Londonderry zich een dagelijks nachtmerrie liet verstaan door alle herrie was voor hem geen hoge nood Het was daarom te verwachten dat pasen hem niet kon verzachten en hij papen bleef verachten voor de paus en heilig brood Katholieken in zijn gedachten waren nooit ooit lotsgenoot