De huilende fietsvaller, regenganger, tegenvaller
in eenvoudigheid verkerende barhangbraller,
de katholiek die wetenschap verklaren kan
voor de bedelaars en tollenaars en elke man
die door stroboscopen schalt “Waar ben je dan?”
Het lied van de nacht dat klinkt – ze breekt
ze danst in plaatsen vaag verloren
ze heiligt pastorale engelkoren
vanuit ranke halzen toonloos verbonden
een minnewijs dat naast afval beiert
gestaag door dageraad geschonden
een hymne van het licht dat vrij werd
Dat licht dat maanlicht zingt zo zacht
ze fonkelt lief – ’t lied van de nacht