Je klom zo hoog in de touwenberg
en wachtte daar — waar ik langs liep
waar je lang sliep
wakker zijn was aan een ander
besteed — je toont je tijdsdieet
het Eden van een stadsasceet
Verenigd met je bergen touw
boven bebouwing tikt de tijd niet
pikte en plukte je bessen verschiet
Nooit droog van verdriet;
zat je hoog en je tranen hingen
spraken over klimmen en vallen
en wat er gedwee viel op te vangen
we zongen getwee maar nu zingt er nog één
de weerstand over je wangen heen