‘Houd die gedachte vast.’
Ze kijkt naar me, vernauwt haar blik en stompt me op mijn kaak, precies met haar knokkels tegen mijn jukbeen. Het voelt alsof ik net op beton ben gevallen. Misschien treedt ze buiten haar rol om het overtuigender te maken, want dit is niet wat we hebben afgesproken. Het maakt het stiekem wel spannender. Ik probeer iets te zeggen, maar zodra ze mijn mond ziet bewegen ramt ze haar vlakke hand tegen mijn wang, twee keer, drie keer. Ik begraaf de andere kant van mijn gezicht in het kussen om haar hoek moeilijker te maken. Het brand. Shit, is ze écht gek?
‘Auw, wat doe je!?’ Weet ik er eindelijk uit te krijgen. ‘Houd je bek dicht!’ Snauwt ze hatelijk terug.
Ze forceert me naar binnen en klotst wat ruw op en neer.
Normaal geeft het wegebben van de pijn plezier aan de ervaring, maar ze weigert me rust te geven. Ik gooi mijn handen voor mijn gezicht tussen mijn kreten door, maar zodra mijn dekking naar mijn hoofd gaat razen vlijmscherpe nagels beestachtig over mijn borst. Ze klauwen rond mijn tepels en dalen af naar mijn zij waar ze kloven snijden en warm bloed op mijn dekbed doen sijpelen. Zodra ik een arm vrij krijg om een lichaamsdeel te verdedigen gaat ze genadeloos verder waar mijn bescherming het zwakst is.
Ze balt nog een vuist. Ik probeer op te springen, klaar om haar desnoods met geweld van me af te werken en voel ineens een zijdezachte aai over het stuk van mijn borst dat nog niet opengereten is, gevolgd door haar geruststellende stem die zegt: ‘Het is oké, Rashid. Ik ken je en ik zal je nooit meer geven dan je aankunt. Je wilt dit, vertrouw me.’ Ze zakt langzaam van me af en heeft haar handen nu op mijn dijen. Ze kijkt me van achter mijn wat gedemotiveerde penis aan met een ongeëvenaarde tederheid die me alles even doet vergeten. Ik leef nog en de pijn gaat uiteindelijk wel voorbij, maar deze herinnering niet. Misschien heeft ze gelijk, welke andere vrouw zou dit durven of kunnen doen voor me? Ze knuffelt me wat met de binnenkant van haar wang en streelt met gespreide vingers voorzichtig banen tussen de sneeën in mijn torso door. Het bloeden valt wel mee en het gaat spectaculaire littekens achterlaten voor de komende weken, dus dat is oké. Plus ze is absoluut prachtig. Een klein spasme van mijn rechtervoet verraad dat ik op het punt sta te komen en ze stopt direct.
‘Je denkt toch niet dat het zó makkelijk voor je gaat zijn, of wel?’
‘Sorry, dit was makkelijk?’
‘Ja. Je kunt je gewoon verdedigen toch? Wees blij dat mijn vriendinnen hier niet zijn.’
Hoe ver gaat ze? Ik had dit nooit moeten vragen van haar… Fuck, hoe ver gaat ze!? Ik spartel met mijn benen en probeer me los te worstelen, maar ze knijpt met overmacht de aderen aan de zijkant van mijn keel fijn en ik voel mijn hersenen een smeekbede voor zuurstof starten. Ik ben paniekerig nee aan het schudden, maar mijn weerstand verslapt met de seconde. Ze ziet het en begint zo te lachen dat haar borsten op en neer golven met het manische geschater.
‘Ikhgh, Suzgha, sto kghh, st,’ sputtert er uit mijn mond, maar ik kan geen woorden meer maken.
De gordijnen verdwijnen in het duister, het schilderij eveneens. Vervolgens mijn boekenkast, de wekker, het nachtkastje en langzaam maar zeker de rest van het bed tot ik alleen maar haar vernietigende ogen de mijne zie toortsen.’Dit is wat je wilde toch!? kutwijf! Hahahaha dit is precies wat je wilt! Ik ben er nu, schatje, ik ben er nu voor je. Stil maar, schatje, stil maar, stil maar schatje…’ Het geluid lijkt van steeds iets verder weg te komen. Daarna is het zwart. Er lijkt niets te bestaan behalve een constant schrijnende pulsatie van iets dat in een lege dimensie zweeft, waarvan ik ergens weet dat het mijn lichaam is of moet zijn, of ooit is geweest. Er is niets behalve pijn en leegte. Volledige leegte.
Ik word wakker door hoge piepjes en gulzige ademhalingen, direct weer uitgestoten met een uitgeputte verdrietigheid. Ik val vanuit de leegte het leed in. Alles doet pijn, mijn gezicht is bont en blauw en het bloed dat aan het drogen is voelt walgelijk plakkerig. Ik ben vies. Ik doe mijn ogen open en zie haar aan de andere kant van het bed zitten, opgevouwen, huilend. Ik kom iets overeind en ze kijkt me met bloeddoorlopen vermoeide ogen aan. Ze is compleet gesloopt en ik weet waarom.
‘Nu blij?’ zegt ze met moeite.
‘Ik houd van je, Suzanne.’